Rudolf Steiner over gestorvenen voorlezen

29 juni 2016 | Na het sterven en verder

Rudolf Steiner bracht vaak ter sprake hoe nabestaanden de band met hun overledenen kunnen verzorgen en levend houden. Met name in de periode 1914 – 1918 zaten er in zijn publiek veel mensen die familieleden hadden verloren aan de onvoorstelbare oorlogsomstandigheden. In die bewogen periode sprak hij aan het begin en slot van voordrachten steeds een spreuk voor gestorvenen uit (zie pagina 6, eerste spreuk), om hen te troosten en te betrekken bij wat hij wilde overbrengen.
Daarnaast benadrukte hij dat gestorvenen ons gedachten en impulsen kunnen geven. Gestorvenen kunnen overzien wat het beste zou kunnen worden nagestreefd. We kunnen hen ook betrekken bij de vragen waar we mee leven. De momenten van inslapen en wakker worden zijn daar bij uitstek voor geschikt.

Wanneer ter sprake komt wat men zou kunnen doen voor dierbare gestorvenen geeft Steiner op uiteenlopende wijze mogelijkheden aan, waarbij bijna altijd het ‘voorlezen’ aan de orde komt. Daarbij spreekt hij soms over letterlijk voorlezen, maar op andere momenten over het innerlijk stap voor stap opbouwen van een gedachte-inhoud, zonder die hardop uit te spreken of hardop voor te lezen. Dan gaat het niet om abstract denken, maar zoveel mogelijk gevoelsgedragen en vanuit de wil denken.

Natuurlijk komen ook allerlei vragen over de weg die de gestorvene gaat aan de orde, zoals of het uitmaakt of je jong of oud sterft, of je al dan niet verbonden bent geweest met de antroposofie.

Onderstaand vindt u een aantal vertaalde passages uit voordrachten waarin dit thema voorkomt. De cursieve kopjes tussen haakjes zijn toegevoegd om de passages enigszins te ordenen – ze stammen van de vertaler.

Wanneer u zich intensiever zou willen verdiepen in contact met gestorvenen, is het boekje “Met de doden leven” van Arie Boogert (uitgegeven door Christofoor) aan te bevelen. Veel uitvoeriger dan hier mogelijk is komen allerlei aspecten van dit thema op een warme en eigentijdse manier aan de orde.

Er zijn in Nederland een aantal groepen mensen, die met enige regelmaat samen voor gestorvenen voorlezen. Die regelmaat is goed voor gestorvenen, maar ook een hulp voor onszelf. Voorlezen op een vast, zelf gekozen tijdstip, is gemakkelijker vol te houden, dan als je voorleest als je er voor “in de stemming” bent, hebben we gemerkt.

Onderaan dit artikel vindt u enkele spreuken voor gestorvenen, afkomstig uit het boekje van Rudolf Steiner “Door de poort van de dood – teksten en meditaties” (ISBN 9060383486). In dit boekje vindt u gedeelten van voordrachten en een groot aantal spreuken voor gestorvenen.
Het is een soort handboekje om contact met gestorvenen te kunnen leggen.

Franz Ackermann, voortrekker van onze zusterorganisatie in Zwitserland, de zogeheten ‘Arbeitsgemeinschaft Sterbekultur”, heeft ook passages over dit onderwerp verzameld in een (Duitstalig) pdf-bestand.
U kunt dat hier downloaden: www.sterbekultur.ch/studienblaetter.htm
Meer over deze organisatie vindt u op haar website: www.sterbekultur.ch
Uit GA 179 ‘Historische noodzaak en vrijheid’
10 december 1917, Dornach1

 

Hoe werken gestorvenen met ons samen

De mens houdt niet op aktief te zijn binnen de menselijke gemeenschap, als hij door de poort van de dood is gegaan. Hij blijft aktief, maar wel op een andere manier dan hij hier in het fysieke lichaam moet zijn. Maar veel van alles, waarvan een mens de illusie heeft dat hij het zelf doet, omdat het uit zijn gevoelens en wilsimpulsen voortvloeit, vloeit in waarheid voort uit de handelingen van de gestorvenen, op het moment dat wij zelf de bijbehorende handelingen verrichten.
Het zal in de toekomstige ontwikkeling van de mensen belangrijk zijn, om te weten dat de mens, als het gaat om zijn leven binnen een menselijke gemeenschap, ook in gemeenschap met de gestorvenen handelt. Alleen moet natuurlijk een dergelijk bewustzijn, dat in wezen samenhangt met het gevoels- en wilsleven, ook door het voelen en willen begrepen worden. Abstrakte, droge voorstellingen zullen dat nooit kunnen bevatten, maar voorstellingen die voortkomen uit de geest-wetenschap, die zullen dat kunnen bevatten. Mensen zullen zich daarbij overigens over veel dingen heel andere begrippen moeten vormen.

(Voorlezen vanuit een doorlicht gevoelsleven)
U weet allemaal, dat iemand die stevig verankerd is in het bevatten van geest-wetenschappelijke impulsen, kan proberen om in verbinding te blijven met degenen die door de poort van de dood zijn gegaan. De gedachten van de geest-wetenschap, de ideeën die we ons vormen over de processen in de geestelijke werelden, zijn zowel voor ons mensen op aarde als voor degenen die gestorven zijn toegankelijk en te begrijpen. Daaruit komt voort het zogeheten voorlezen voor gestorvenen. Als we juist van binnen in gedachten geest-wetenschappelijke gedachten voorlezen aan de gestorvenen, dan is dat werkelijk gemeenschapsleven met de gestorvenen. Want de geest-wetenschap spreekt een taal die voor levenden en gestorvenen gemeenschappelijk is. Maar het gaat er daarbij wel om, om steeds meer en meer juist met het gevoelsleven, met een doorlicht gevoelsleven, deze dingen te benaderen.
Denkt u maar eens aan wat ik gisteren heb gezegd. De mens leeft tussen geboorte en dood in een omgeving, die in wezen doortrokken is van voelend leven. Dat is voor de gestorvene het laagste rijk. Voor ons levenden is het minerale rijk het laagste zintuiglijke rijk om ons heen, maar om de gestorvene heen is een rijk waarin hij verdriet of vreugde bewerkstelligt bij alles wat hij aanraakt. Net zoals wij een steen of een blad aanraken, zo veroorzaakt een gestorvene gevoelens. Hij kan niets doen zonder dat hij gevoelens van vreugde, van verdriet, van spanning of ontspanning opwekt.
Op het moment dat wij door het voorlezen met gestorvenen in verbinding komen, treedt voor de gestorvenen de gemeenschap op, waar we zojuist over spraken, in dit bijzondere geval van het voorlezen. Daardoor treedt de gestorvene in verbinding met de ziel die hem hier voorleest, met de ziel die op een of andere manier karmisch met hem verbonden is. En zoals de gestorvene in zijn laagste rijk, dat we met het dierenrijk in verbinding moeten brengen, in zo’n verhouding staat dat alles wat hij doet vreugde of verdriet veroorzaakt, zo staat hij zo in verbinding met alles wat samenhang met mensenzielen oproept – mensenzielen op aarde of mensenzielen die al gestorven zijn en tussen dood en nieuwe geboorte leven – dat hij door datgene, wat in andere zielen gebeurt, een opgetild of een verlamd levensgevoel krijgt.

 

Wat betekent het voor de gestorvene

Stelt u zich dat eens helder voor. Als u hier een levend mens voorleest, dan weet u dat hij u begrijpt zoals een mens kan begrijpen. Maar de gestorvene lééft er in, de gestorvene leeft in in ieder woord dat u hem voorleest, de gestorvene dringt door in datgene wat door u zelf heengaat in uw gemoed. De gestorvene leeft met u, hij leeft intensiever met u dan hij ooit in het leven tussen geboorte en dood heeft kunnen leven. Zo komt u tot een verhoogd begrip van de gemeenschap met gestorvenen. Deze gemeenschap met gestorvenen is, wanneer we die zoeken, eigenlijk heel innig en door het schouwende bewustzijn wordt dit samenzijn met gestorvenen nog intensiever.
(Omgang met gestorvenen verloopt anders dan omgang met mensen hier op aarde)
Als de mens werkelijk bewust het rijk betreedt dat wij samen met de gestorvenen bewonen, dan is de omgang met de gestorvene alsvolgt: Als u bijvoorbeeld de gestorvene voorleest of ook voorspreekt, dan hoort u als een geestelijke echo dat wat u zelf voorleest. Men moet zich zulke begrippen eigen maken, als men zich een werkelijke voorstelling van de concrete geestelijke wereld wil leren maken. Dingen zijn in de geestelijke wereld anders dan hier. Hier hoort u zichzelf spreken, of u weet dat u denkt, als u spreekt of denkt. Als u tot gestorvenen spreekt, of denkend een verbinding met hen legt, dan klinkt u vanuit de gestorvene tegemoet wat u tot hem spreekt of wat u denkend en voorstellend tot hem richt – als de verbinding bewust in het schouwen is.
En verder hebt u een gevoel van innig verbonden zijn met hem, als u hem iets meedeelt. En als hij u antwoordt op deze mededeling, hebt u aanvankelijk het vage bewustzijn dat de gestorvene spreekt. U hebt het onbestemde bewustzijn: de gestorvene heeft gesproken en dan moet u uit uw eigen ziel tevoorschijn halen wat hij heeft gezegd. Daaruit begrijpt u, hoe noodzakelijk het is voor een werkelijke geestelijke omgang met elkaar, om van de ander te horen wat men zelf denkt en zich voorstelt en anderzijds uit u zelf te horen wat de ander zegt. Dit is een soort omkering van de hele verhouding van het ene wezen tot het andere wezen. Maar deze omkering heeft plaats als men werkelijk in de geest-wereld binnentreedt.

Uit GA 140: Spiritueel onderzoek over het leven tussen dood en nieuwe geboorte
27 april 1913, Düsseldorf

 

Met wie kun je contact hebben in de eerste tijd na het sterven

De eerste tijd nadat we gestorven zijn kunnen we eigenlijk alleen goede betrekkingen hebben met degenen die hier op aarde zijn achtergebleven of met degenen die zijn gestorvenen in de tijd die dichtbij ons eigen doodsmoment ligt. De meest nabije banden tussen mensen werken dan over de dood heen. Wat dat betreft kan er juist door degenen die hier achtergebleven zijn, de levenden, veel gedaan worden. Want de achterblijvende kan, omdat hij verbonden is met de gestorvene, aan deze gestorvene zijn eigen inzichten in de geestelijke wereld vertellen.

 

Contact vanuit het voorlezen en vanuit wat je zelf met de gestorvene deelt

Dat kan vooral door het voorlezen voor de gestorvenen. We kunnen de gestorvene de grootste dienst bewijzen, als we gaan zitten met vòòr onze ziel het innerlijke beeld van de gestorvene en hem dan zachtjes een geest-wetenschappelijk boek voorlezen, hem onderwijzen. Men kan hem ook zijn eigen gedachten, die men in zich heeft opgenomen, toesturen, daarbij steeds het beeld van de gestorvene echt levend voor ogen houdend. Hiermee moeten we niet zuinig zijn; we overbruggen zo de afgrond die ons van de gestorvene scheidt. Niet alleen in de extreemste gevallen, maar in ieder geval kunnen we iets goeds doen voor de gestorvenen. Dat is een troostrijk gevoel, het kan de smart lenigen over het sterven van iemand die je lief is.

 

Over de vraag of je kinderen die bij de geboorte of kort daarna zijn gestorven ook kunt voorlezen

Een kind ben je alleen op aarde. Vaak blijkt bij helderziend onderzoek dat een mens die als klein kind is gestorven, een individu is dat minder kind is dan iemand die als tachtigjarige is gestorven. Je kunt daarom niet dezelfde maatstaven aanleggen.
Ik heb al wel eens uitgelegd hoe het schilderij met de titel ‘De school van Athene’ begrepen kan worden. In de afgelopen tijd leerde ik het wezen kennen van iemand die jong gestorven is. Hij kon in ons contact mijn aandacht richten op wat er in de gedachten van Rafael (de schilder van dat schilderij) nog leeft van dit schilderij. Dit mensenwezen wees mij erop dat bij de groep linksvoor op het schilderij iets overgeschilderd is. Wat daar overgeschilderd is, is de plek waar iets opgeschreven staat. Daar staat nu een zin van Pythagoras. Oorspronkelijk stond daar een stuk uit het evangelie! – U ziet dus, dat zo’n ‘kind’ een heel ontwikkeld mensenwezen kan zijn, dat iemand de toegang geeft tot zaken die je maar moeilijk kunt vinden.
Dus ik wil maar zeggen: je kunt het voorlezen ook toepassen voor jong gestorven kinderen.

Bergen, 10 oktober 1913

 

Hoe lees je voor – een andere aanwijzing

Ik probeerde niets anders uiteen te zetten dan iets wat zich kan ontwikkelen als een goed resultaat van geest-wetenschappelijk streven. Ik bedoel het zogeheten voorlezen voor gestorvenen. Men kan namelijk inderdaad de vòòr ons gestorven mensenzielen een enorme dienst bewijzen door hen over spirituele dingen voor te lezen. Dat is in onze antroposofische beweging gebleken. Dat kun je zo doen, dat je je gedachten richt tot de gestorvene en probeert – om het gemakkelijker te maken – hem voor de geest te halen zoals je je hem herinnert: staand of zittend voor je. Dat kun je met meerderen tegelijk doen. Je leest dan niet hardop voor, maar volgt aandachtig de gedachten, terwijl je steeds van binnen het beeld van de gestorvene voor je vasthoudt. Dat is ‘gestorvenen voorlezen’. Je hoeft geen boek te hebben, maar je moet niet abstrakt denken. Iedere gedachte helemaal doordenken – zo lees je gestorvenen voor. Je kunt het zelfs zover brengen, hoewel dat moeilijker is, dat je, als je op een of ander gebied een gemeenschappelijke gedachte met de gestorvene hebt gehad en een persoonlijke verhouding tot hem had, je ook iemand die verder van je af staat kunt voorlezen. Dat gebeurt doordat hij door de warme gedachten die je tot hem richt, geleidelijkaan opmerkt dat je je tot hem richt.
Zo kan het zelfs nuttig worden als je degenen die verder van je afstaan voorleest. Mij is gevraagd op welk moment je dat het beste kunt doen. Het is onafhankelijk van het uur waarop je dat doet. Maar je moet de gedachten werkelijk doordenken. Oppervlakkigheid is niet genoeg. Je moet woord voor woord de inhoud doorlopen, alsof je het van binnen opzegt. Dan lezen de gestorvenen mee. Het klopt ook niet dat zo voorlezen alleen nuttig is voor mensen die zich tijdens hun leven met de geestwetenschap hebben verbonden – dat hoeft helemaal niet het geval te zijn.
[hierna volgen voorbeelden van mensen die in hun leven de antroposofie afgewezen hadden en die na hun dood des te meer een verlangen naar antroposofie hadden.]

 

Waarom zou je voorlezen?

Je vormt je een verkeerde voorstelling van het leven tussen dood en een nieuwe geboorte als je de vraag zou stellen: Waarom zou je eigenlijk gestorvenen voorlezen? Weten die dan niet uit eigen aanschouwing wat de mens hier op aarde kan voorlezen – weten ze dat niet veel beter dan wij? Zoiets vraagt alleeen iemand die niet in staat is om te beoordelen wat je juist in de geestelijke wereld kunt ervaren. Weet u, je kunt ook in de fysieke wereld zijn, zonder dat je weet hebt van de fysieke wereld. Als je niet in staat bent het een of ander te beoordelen, kun je de kennis van de fysieke wereld niet ervaren. De dieren leven ook met ons samen in de fysieke wereld en weten toch niet over die wereld wat wij als mensen ervan weten. Dat een gestorvene in de geestelijke wereld leeft wil nog niet zeggen dat hij van deze geestelijke wereld iets weet, hoewel hij die kan zien. Alleen op aarde kan geest-wetenschappelijke kennis worden verworven, je kunt die kennis niet opdoen in de geestelijke wereld. Daarom moet, als iets door een geestelijk wezen geweten moet worden, dat door een wezen te weten gekomen worden dat zelf op aarde is. Dat is een belangrijk geheim van de geestelijke werelden, dat je daar kunt zijn, ze kunt aanschouwen, maar dat je datgene wat nodig is als weten over de geestelijke werelden alleen op aarde verworven kan worden.
Uit: GA 150: ‘De wereld van de geest en haar werkingen in de fysieke wereld’
Weimar, 13 april 1913, ’s ochtends
‘Zintuiglijk beleven en beleven van de wereld van de gestorvenen’

 

Wat nemen slapende mensen mee voor de gestorvenen

Het andere wat je kunt bedenken is, dat wij, als we ’s nachts in de slaap de bovenzintuigelijke wereld binnengaan, in hetzelfde rijk zijn, waar ook de gestorvenen zijn. Alleen weten we daar bij het wakker worden niets meer van. Hoe gaan de meeste mensen slapen? Je kunt zeggen dat ze weinig spiritueels meenemen als ze de drempel tot de slaap hebben overschreden. Degenen die door het genieten van spiritualiën de nodige bedzwaarte hebben bereikt, brengen niet veel spiritueels mee in de geestelijke wereld. Maar er zijn daarbij veel nuances. Je hoort zo vaak: wat heeft het voor zin om geest-wetenschap op te nemen en dan nog niet eens in de geestelijke wereld te kunnen binnenkijken? – Ja, als iemand zich daar maar genoeg mee bezighoudt, dan neemt hij ook iets mee in de slaap. Denkt u eens aan een slapende stad, aan slapende mensen, dan zijn de zielen buiten het lichaam.
Wat de slapende zielen betekenen voor de geestelijke wereld is nog wat anders dan dat wat ze betekenen voor de fysieke wereld. Voor de gestorvenen is het vergelijkbaar. Wat wij de gestorvenen geven en wat zij in hun bewustzijn opnemen, dat is wat ze voor hun leven nodig hebben. Als wij voor hen spirituele gedachten meenemen, dan hebben ze voeding, als we dat niet doen hebben ze honger. Daarom kun je zeggen dat wij door het verzorgen van spirituele gedachten geestelijk voedsel voor de gestorvenen verschaffen. We kunnen hen laten verhongeren als we ze geen spirituele gedachten brengen. – Als de velden verkommeren kunnen ze geen voedsel opbrengen om mensen te voeden en de mensen kunnen verhongeren. Gestorvenen kunnen dan wel niet verhongeren, maar ze lijden eronder als op aarde het geestelijk leven verkommert.

De levende wisselwerking tussen levenden en gestorvenen (10.10.1913)

Hoe weet je of de gestorvene het echt kan horen?

Zonder helderziende blik kun je dat moeilijk te weten komen, hoewel je geleidelijk aan, als je je met aandacht voor gestorvenen bezig houdt, verrast kan worden door het gevoel: de gestorvene luistert. Je zult dat alleen niet merken, als je niet oplet en zo niet de eigenaardige warmte opmerkt die zich vaak bij het voorlezen voordoet. Je kunt daar echt een gevoel voor krijgen.
Als dat niet lukt, beste vrienden, dan kun je zeggen dat ook in dit geval een regel gebruikt kan worden, waarmee we vaak moeten werken. Dat is de regel: Ja, als we gestorvenen voorlezen, doen we dat onder alle omstandigheden ten bate van de gestorvene, als hij ons hoort! En al hij ons niet hoort, dan vervullen we in elk geval onze plicht en komen misschien zover dat hij ons toch hoort; en anders heeft het toch zin, want we vervullen ons met gedachten en ideeën die zeker voeding zijn voor de gestorvene op de manier die ik al eerder besprak. Er gaat dus onder alle omstandigheden niets verloren.
Maar in de praktijk is gebleken, dat van de kant van de gestorvenen het vernemen van wat voorgelezen wordt heel vaak voorkomt, en dat er een grote dienst bewezen kan worden aan degenen die we voorlezen wat tegenwoordig aan geestelijke wijsheid eigen gemaakt kan worden.

Zo mogen we hopen, dat de scheidingsmuur tussen levenden en gestorvenen steeds minder en minder wordt, doordat de geest-wetenschap zich in de wereld verbreidt.

 


 

Geesten van uw zielen, werkende wachters,
neem de liefde op uw vleugels,
die wij biddend willen zenden
aan d’u toevertrouwde sferenmensen.
Moge, met uw macht vereend,
onze bede helpend stralen
voor de zielen die zij innig zoekt.

 


 

Onze liefde volge jou,
jij ziel, die nu leeft in de geest,
die haar aardeleven overziet
en zichzelf daardoor als geest herkent.
En wat jou in het zieleland
denkend als jouw zelf verschijnt,
neme onze liefde op, opdat wij onszelf in jou voelen,
jij in onze ziel kunt vinden
wat daarin leeft met jou,
trouw aan jou.

 


Voel hoe wij in liefde opzien
naar de hoogten die jou nu
oproepen tot ander scheppen.
Reik ons vrienden die jij hier liet,
nu jouw kracht uit geestgebieden.

Hoor de vraag uit onze harten,
in vertrouwen jou gezonden:
wij behoeven voor ons aardse werk
steun en kracht uit geesteslanden
die gestorven vrienden schenken.

Hoop die ons gelukkig maakt
bij het verlies dat ons diep treft:
Laat ons hopen dat jij ver-nabij
onverminderd in ons leven schijnt
als een ziele-ster in het geestdomein.