In de stervensfase zijn optimale zorg en symptoomverlichting het belangrijkst
Maarten Scholten
Huisarts Maarten Scholten is mede door zijn werk in het Verenigd Koninkrijk de laatste jaren anders gaan denken over (het doel van) palliatieve sedatie. Het is zeker niet de enige manier om waardig te sterven, zo heeft hij ervaren.
Recentelijk is de nieuwe richtlijn palliatieve sedatie van de KNMG en IKNL verschenen.1 Een belangrijke herziening, temeer omdat cijfers nationaal en internationaal een stijgende trend laten zien in het toepassen van palliatieve sedatie. Het lijkt erop dat ‘slapend sterven’ een nieuw normaal wordt.
De nieuwe richtlijn én de toename van palliatieve sedatie zijn voor mij aanleiding tot een reflectie op de praktijk van palliatieve sedatie in Nederland. Een reflectie die is gevoed vanuit mijn persoonlijk perspectief: opgeleid als huisarts in Nederland, met een afgeronde master in palliatieve zorg, en sinds 2020 werkend in een hospice in het Verenigd Koninkrijk (VK).
Verschil in uitgangspunt
Twintig jaar geleden rondde ik mijn studie geneeskunde af in Amsterdam. Mijn ontwikkeling als arts kreeg vorm in de tijd na invoering van de ‘euthanasiewet’ in 2002. In deze periode raakte euthanasie ruim geaccepteerd door de Nederlandse bevolking en verwierf een steeds nadrukkelijker plaats in de maatschappij. Sindsdien is ook de palliatieve zorg in Nederland in een stroomversnelling geraakt en kreeg palliatieve sedatie meer aandacht. Ook voor mij als huisarts was het dan ook niet ongewoon om palliatieve sedatie toe te passen in de stervensfase.
Het lijkt erop dat ‘slapend sterven’ een nieuw normaal wordt.
Nu, twintig jaar later, is mijn visie op de toepassing van euthanasie en palliatieve sedatie veranderd. Euthanasie is niet gelegaliseerd in het VK en in het hospice waar ik werk is de praktijk anders dan ik in Nederland gewend was. Ook in de VK gebruiken wij in de stervensfase sedativa, maar bijna nooit met als doel het verlagen van het bewustzijn. Het doel is primair het verlichten van symptomen. Laag-gedoseerd midazolam kan daarbij helpen – door de anxiolytische en spierverslappende werking – zónder dat daarbij bewustzijnsdaling optreedt. Permanente bewustzijnsverlaging (sedatie) kán optreden bij het titreren van de dosis, maar is niet de primaire intentie bij het starten van midazolam. Continue diepe sedatie tot het overlijden is zeldzaam in het VK en gebeurt alleen in zeer uitzonderlijke situaties.
Dit verschil in uitgangspunt brengt met zich mee dat het taalgebruik en de praktijk rond het gebruik van sedativa in de stervensfase verschillen. Zo lieten Seymour en collega’s zien dat in Nederland wordt gesproken over het ‘in slaap brengen’ van een patiënt.2 In het VK ligt in de communicatie de nadruk op het toedienen van lage doses sedativa met als doel symptomen te verlichten (‘to settle’). De term ‘palliatieve sedatie’ wordt hier dan ook nauwelijks gebruikt. Bovendien maken Seale e.a. duidelijk dat in Nederland – in tegenstelling tot in het VK – de nadruk ligt op een specifiek moment waarop de sedatie start, vaak voorafgegaan door een familiebijeenkomst waarin betrokkenen afscheid nemen van de patiënt.3
LEES VERDER:
https://www.medischcontact.nl/actueel/laatste-nieuws/artikel/palliatieve-sedatie-is-lang-niet-altijd-de-beste-keus